Lessen in geestelijk denken
Les 7
De bergen
In de natuurlijke wereld is er geen ander element te vinden dat zo'n bijzondere uitstraling heeft als een berg. Bergen liggen daar rotsvast en onveranderlijk temidden van de eeuwen die voorbijgaan. Zij zijn het toonbeeld van kracht, volharding, standvastigheid, onwankelbaarheid, enz. Niemand kan ze van hun plaats rukken, en zij kunnen door niemand overwonnen worden. Voor bergbeklimmers zijn zij telkens weer een uitdaging. Wanneer men dan de top bereikt, heeft men zogezegd 'de berg bedwongen'. Maar de berg laat zich niet bedwingen want als je niet gauw maakt dat je weer beneden komt, overleef je de expeditie niet.
De Enige die de bergen echt aankan is God. Hij keerde ze om ten tijde van de zondvloed. Hij verkoos de berg als zijn verblijfplaats in de tijd van Mozes. Hij openbaarde er zijn heerlijkheid in de Oudtestamentische bedéling. Het was de plaats waar God een ontmoeting had met de mens.
De berg heeft in de Bijbel, met name in het Oude Testament, een speciale plaats en voor wie het verstaat een speciale betekenis.
Bergen legden vanuit de natuurlijke wereld contact met de geestelijke wereld. Bergen waren de plaats van contact met de goddelijkheid. Dit zowel in positieve als in negatieve zin. Onder alle plaatsen op de aarde was, in de tijd na Eden, de berg de plaats die God voor Zichzelf apart had gezet. Hij 'heiligde' een bepaalde berg, zodat Hij zich daar aan de mens kon openbaren. De heilige God kan en wil nu eenmaal geen deel hebben aan de zonde waarmee de mensheid beladen is. Wanneer Hij afdaalde op één der bergen, moest een speciaal afgezonderde (geheiligde) mens als Mozes, altijd nog een enorme inspanning leveren om tot Hem op te klimmen. Anderen waren alleen in staat om Zijn heerlijkheid 'uit de verte' en 'bedekt' te aanschouwen.
Uit deze tijd stamt ook de benaming van 'de berg Gods', Horeb (Ex.3:1), en Sinaï (Ex.24:13-16).
Mensen uit de tijd van het Oude Testament waren er geheel mee vertrouwd dat God Zich openbaarde op bergen. Vandaar ook de vraag van de Samaritaanse vrouw in Johannes 4:20 op welke berg zij nu eigenlijk God moest aanbidden.
Bergen associëren met goddelijkheid. Dat had David ook begrepen toen hij de bekende woorden van Psalm 121:1-2 schreef:
Ik hef mijn ogen op naar de bergen;
vanwaar zal mijn hulp komen?
Mijn hulp is van de HERE,
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Maar op soortgelijke wijze als God het beeld heeft voortgebracht van heilige bergen waar Hij met Zijn goddelijkheid vertoeft, zo heeft de boze met zijn gevallen engelen daar natuurlijk ook weer misbruik van gemaakt door mensen aan te zetten tot het brengen van offers aan afgoden, op bergen waar speciaal hiervoor altaren en gewijde palen waren opgericht. Ook hier was er een associatie met goddelijkheid, maar dan in negatieve zin. De uitdrukking 'goddelijkheid' is hier zeker op zijn plaats omdat engelen, en dus ook gevallen engelen, door God geschapen waren met een zekere mate van goddelijkheid, macht en heerlijkheid. Hun val heeft dat wel bedorven, maar niet weggenomen. Afgoderij is in diepste zin contact zoeken met gevallen engelen. Vanuit dit gezichtspunt staat er ook geschreven in Psalm 95:3-4:
Want de HERE is een groot God,
een groot Koning, boven alle goden, ...
En in Psalm 89:7:
Want wie in de hemel kan de HERE evenaren,
wie onder de goden is de HERE gelijk?
De bergen in de natuurlijke wereld zijn in feite een afspiegeling of schaduwbeeld van dat wat er in de geestelijke wereld plaatsvindt. Het afgezonderd en/of verheven wonen in goddelijke macht en kracht wordt in het begrip van de mens dus uitgedrukt als wonen op een berg. We vergelijken hierbij ook een de passage uit Ezechiël 28:14:
Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels;
Ik had u een plaats gegeven: gij waart op de heilige berg der goden, Wandelend te midden van vlammende stenen.
Het gaat hier dus over een geestelijk wezen dat woonde op de afgezonderde, geestelijke berg, temidden van nog meer goddelijke wezens die in dit bijbelgedeelte 'goden' genoemd worden.
Het land van Israël en ook de landstreken er omheen is redelijk voorzien van bergen. Al deze bergen liggen daar met een eigen naam en een eigen identiteit. Vaak werd er ook een naam aan gegeven met betrekking tot een bepaalde gebeurtenis. Op deze wijze komen zij ook regelmatig tevoorschijn in profetische beeldspraken en de geschiedkundige verslagen van het Oude Testament.
Mensen die gekenmerkt werden door geestelijke kracht en doorzettingsvermogen, waren niet zelden in de natuurlijke zowel als in de geestelijke wereld een bergvolk. De stam Efraïm bijvoorbeeld, was heel lang één van de sterkste stammen in Israël. Zij bewoonden o.a. het gebergte van Efraïm.
Een heel mooi en sprekend voorbeeld treffen wij aan in Kaleb. De man die samen met Jozua op voorhand Gods overwinning beleed tegenover meer dan 5 miljoen jammerklachten. Bij het verdelen van het beloofde land onder de stammen van Israël waren dit zijn woorden, (Jozua 14:10b-12):
Welnu, zie, ik ben heden vijfentachtig jaar oud;
ik ben thans nog even sterk als toen Mozes mij uitzond;
de kracht, die ik nu bezit is dezelfde als die ik toen had, kracht om te strijden en om uit en in te gaan.
Geef mij daarom dit bergland, waarvan de HERE te dien dage gesproken heeft, want gij zelf hebt toen gehoord, dat daar Enakieten zijn met grote, versterkte steden;
wellicht zal de HERE met mij zijn en zal ik hen verdrijven, zoals de HERE gesproken heeft.
Als cadeautje van de HERE ontving Kaleb ook nog eens de landstreek van Hebron, de plaats waar vader Abraham en moeder Sara begraven werden. De spil van het beloofde land. De plaats waar het allemaal begonnen was. Een bijkomstigheidje was wel dat de grootsten van de Enakieten daar woonden, maar daar had Kaleb kennelijk niet zoveel moeite mee.
Het is duidelijk dat het begrip berg in de profetische geschriften van de Bijbel meer betekenis heeft dan alleen maar een berg. Het drukt iets uit. Het probeert een geestelijke waarde te communiceren. Zelfs in het leven van Jezus heeft het meer betekenis dan wij in eerste instantie zouden veronderstellen. In Zijn antwoord aan de Samaritaanse vrouw lijkt het wel of Jezus dit hele bergen-verhaal afsloot en te kennen gaf dat er nu alleen nog maar de ontmoeting met God is, rechtstreeks via de inwoning van de heilige Geest. En dit is uiteraard helemaal waar.
Toch blijft er nog een zekere profetische betekenis over. Het is niet zomaar dat Jezus als Hij verzocht wordt door de duivel, meegenomen wordt naar een zeer hoge berg. (Matt.4:8). Deze berg was duidelijk een confrontatie met een tegenkracht die door het Woord van God kon worden ontkracht. En ook als Jezus tot de Vader ging in gebed, was dit dikwijls afgezonderd op een berg. Zijn belangrijkste prediking vond ook plaats vanaf een berg. (De bergrede). En toen Hij kort voor Zijn lijden kracht zocht bij de Vader, was dit ook weer op een berg, de berg der verheerlijking genoemd. Deze berg, waar dit plaatsvond, werd zelfs door Petrus aangeduid als 'de heilige berg'. (2 Petr.1:18). Een afgezonderde plaats dus, waar God Zijn heerlijkheid openbaarde.
Nu is het wel zo, dat dit alles plaatsvond voordat Jezus gekruisigd werd, voordat Hij opstond uit de dood, voordat Hij ten hemel was gevaren, en nog voordat de heilige Geest der belofte inwonend aan de gelovigen geschonken was. Toch was de heilige Geest in Jezus Zelf al wel inwonend aanwezig.
Er blijven dus profetische waarden bestaan die ook in onze Nieuwtestamentische bedéling een betekenis hebben.
Op deze lijn ligt dan ook de vergelijking die wij lezen in Hebreeën 12:18-24:
Want gij zijt niet genaderd tot een tastbaar en brandend vuur, tot donkerheid, duisternis en stormwind, tot het geklank van een bazuin en tot het geluid van een stem, bij het horen waarvan zij verzochten, dat niet verder tot hen gesproken werd; want zij konden het bevel niet dragen:
Zelfs als een dier de berg aanraakt, zal het worden gestenigd.
En zo ontzaglijk was het verschijnsel, dat Mozes zeide:
Ik ben enkel vreze en beving .....
Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel.