Lessen in geestelijk denken

Les 6

De bomen (vervolg 2)

Ezechiël 17:3-6:

Zo zegt de Here HERE: de grote arend met machtige vleugels, breed van vlucht, rijk aan slagpennen, en veelkleurig, kwam naar de Libanon en rukte de top van een ceder af.
Het bovenste van de jonge takjes brak hij af en bracht het naar een handelsland; hij legde het neer in een stad van kooplieden.

Ezechiël 17:12:

Zie de koning van Babel kwam te Jeruzalem, nam er de koning en de vorsten weg en voerde ze naar Babel te zijnent.

De Bijbel geeft over zijn beeldspraken dikwijls zelf de uitleg ervan. Niet altijd in dezelfde pericoopjes of hoofdstukken, een rijke kennis en breed begrip van de bijbelse feiten en waarheden is in zulke gevallen onontbeerlijk.

 

In bovenstaande tekst lezen wij over de top van 'een' ceder. Het is belangrijk om goed te letten op kleine aanwijzingen in de tekst. Het gaat hier over 'een' ceder. Hiermee wordt volgens vers 12 bedoeld: de koning van Israël te Jeruzalem en de vorsten.
God heeft er kennelijk een bedoeling mee om Israëls koningshuis aan te duiden als 'een' ceder van de Libanon. In de Bijbel komen we deze ceders van de Libanon vaker tegen. Het heeft te maken met zalving, bediening, geestelijke volwassenheid of positie, en zoals we nu ook zien, heeft het te maken met koningschap of heerschappij.

Deze profetieën in Ezechiël 17 zijn tot vervulling gekomen door de hand van Nebukadnezar die, in dit verband, de rol van de grote adelaar innam.
Verderop in hoofdstuk 17, lezen wij nog een andere gelijkenis.
Vers 22-24:

Zo zegt de Here HERE: Dan zal Ik zelf van de top van de hoge ceder (een twijgje) nemen en dat in de grond zetten; van de bovenste der jonge takjes zal Ik een twijgje plukken en Ik zelf zal dat planten op een hoge en verheven berg; op de hoge berg Israëls zal Ik het planten, en het zal takken dragen, vrucht voortbrengen en tot een prachtige ceder worden. En allerhande vogels van allerlei gevederte zullen onder hem wonen; in de schaduw zijner takken zullen zij wonen. Alle bomen des velds zullen weten, dat Ik, de HERE, de hoge boom vernederd en de nederige verhoogd heb, de sappige boom heb doen verdorren en de dorre heb doen uitspruiten. Ik, de HERE, heb het gesproken en Ik zal het doen.

Hiervan kunnen we nu niet direct zeggen dat het in die tijd vervuld is geworden. Het slaat duidelijk op een andere situatie. De sleutel van deze gelijkenis zit kennelijk in de aanduiding van de ceder waarvan God zelf een twijgje neemt. Het gaat hier om 'de' ceder. Als wij ook dit beeld mogen interpreteren als het koningshuis van Israël, dan gaat het hierbij uiteraard om 'de' persoon, 'de' nazaat van David, die voor eeuwig het koningschap op Zich heeft genomen en een Naam boven alle naam verkregen heeft. Het gaat hierbij om Koning Jezus, die Zelf zei dat Hij gekomen is om de wet én de profeten te vervullen. Welnu, vers 22 t/m 24 zijn in Christus geheel tot vervulling gekomen. Ook kunnen we hier naastleggen, de gelijkenis die Jezus Zelf ons heeft aangereikt in Matt.13:31-32:

Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterd zaadje, dat iemand nam en in zijn akker zaaide. Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het volgroeid is, is het groter dan de tuingewassen en het wordt een boom, zodat de vogelen des hemels in zijn takken kunnen nestelen.

 

Nog even terug naar Ezechiël 17:22-24. Hier wordt namelijk ook nog gesproken over de hoge boom die vernederd, en de nederige boom die verhoogd wordt. De sappige boom en de dorre boom. Dit laatste spreekt van opstanding uit de doden. Leven uit de dood, net zoals de staf van Aäron die gebloeid had.

In het boek Daniël lezen we ook iets over die sappige boom. Hetgeen daar een beeld is van de florerende heerser Nebukadnezar. Ook de profetieën van Daniël wijzen over het hoofd van de natuurlijke afstammelingen van Israël, naar het geestelijke koninkrijk van Jezus Christus. De beeldspraak in Daniël 4 betreffende een grote en sterke boom op het midden der aarde, kunnen we weer leggen naast de droom in hoofdstuk 2. In beide gevallen gaat het over Nebukadnezar. De boom wordt uiteindelijk omgehouwen, hetgeen letterlijk vervuld werd toen Nebukadnezar wegens hoogmoed een tijd lang zo door God vernederd werd dat hij aan de dieren van het veld gelijk was. Totdat hij tot erkentenis kwam van het ultieme koningschap Gods.
Een meer uitgestrekte betekenis echter, heeft het standbeeld dat niet alleen Nebukadnezar voorstelde, maar ook zijn heerschappij en dat van hen die na hem kwamen; de wereldmachten van die tijd. Deze uitlopers van de wereldmacht die Babylon in die tijd was, zouden echter verbrijzeld worden door het Koninkrijk dat de 'God des hemels' zou oprichten.
Daniël 2:44-45:

Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid, juist zoals gij gezien hebt, dat zonder toedoen van mensenhanden een steen van de berg losraakte en het ijzer, het koper, het leem, het zilver en het goud verbrijzelde. De grote God heeft de koning bekendgemaakt wat na dezen zal geschieden; de droom is waarachtig en zijn uitlegging betrouwbaar.

 

 

Alsof het mogelijk is om een heel stuk geschiedenis over te slaan, lijkt het alsof we hierbij ineens overspringen van de tijd waarin de Bijbel geschreven is, naar iets wat nog zou moeten komen.
Laten wij echter deze vergissing niet maken. Het Koninkrijk der hemelen is alreeds lange tijd aanwezig en werkt 'ondergronds' door, totdat het moment daar is dat het volledig door God geopenbaard wordt (in openbaarheid gebracht wordt). De geestelijke realiteit en waarheid is dat Jezus Christus Koning IS, met heerlijkheid en eer gekroond. (Hebr. 2:7)

God heeft reeds Zijn Koning aangesteld en geïnstalleerd op Zijn heilige berg. God heeft reeds alle dingen aan Hem onderworpen, (ook al zien wij dat niet altijd). Hebr. 2:8.
Het Koninkrijk Gods IS alreeds gekomen en wordt gemanifesteerd in de harten van hen die zeggen: Jezus is HEER !!!

De olijfboom neemt in de rij van beeldspraken een bijzondere plaats in. Als producent van olijfolie draagt deze de betekenis in zich van zalving met olie, een beeld van de heilige Geest, vruchtdragen door de Geest, standvastigheid, en vertrouwen op God. Hij is het tegenovergestelde van de persoon die God niet tot zijn veste stelde, op zijn rijkdom vertrouwt, en zich sterk waant door eigen kracht en slinksheid. (Psalm 52:3-9). Maar wie daarentegen zoals David geheel op God vertrouwt, zal zijn als een groenende olijfboom, hetgeen ook helemaal een beeld van Jezus Christus Zelf is.
Psalm 92:10-11:

Maar ik ben als een groenende olijfboom in het huis van God;
ik vertrouw op Gods goedertierenheid, altoos en immer.
Voor altoos zal ik U loven, omdat Gij het gedaan hebt;
ik zal uw naam verwachten - want die is goed - in tegenwoordigheid van uw gunstgenoten.

 

 

In dit verband kunnen we ook heel goed het zinnebeeld uit Zacharia 4 plaatsen. Het gaat hier over de zevenarmige kandelaar waarbij de (olijf)olie toevloeit vanuit de twee olijfbomen die boven de kandelaar uitsteken. Een prachtig beeld van het werk van de Geest Gods. Niet door kracht, noch door geweld, maar door mijn Geest, zegt de HERE der heerscharen ...... , zijn de bekende woorden die hier aan verbonden zijn.
De uitleg over deze olijfbomen of takken komt in het zelfde pericoopje aan de orde. Het zijn de twee gezalfden die voor de Here der ganse aarde staan.
Wellicht is dit een beeld van het profetisch getuigenis dat altijd uit minimaal twee elementen bestaat. Jezus zei in verband hiermee in Matteus 18:16 dat op de verklaring van twee getuigen (of van drie) elke zaak vaststaat. Dit is een goddelijk principe dat ook in de wet al tot uitdrukking kwam. Jezus zond zijn discipelen- altijd per twee uit. In zijn prediking had Hij het dikwijls ook over twee getuigenissen. In verband met Hemzelf sprak Hij over het getuigenis van Johannes de Doper en van de Vader die zijn prediking bevestigde met wonderen en tekenen. Ook het getuigenis van Hemzelf en dat van de Vader. Hij sprak ook over de wet en de profeten, twee getuigen. In de brief van Johannes wordt er zelfs gesproken over drie getuigen in de hemel, en drie op de aarde.

En dan hebben we nog het getuigenis van Oud-Testamentische profeten en de eerste apostelen aangaande de Christus. Twee groepen die in de geschiedenis een krachtig getuigenis hebben vereeuwigd. En daar blijft het niet bij, want ook vandaag hebben wij een profetisch en apostolisch getuigenis.
Het is de gemeente van de eindtijd die met dit profetische en apostolische getuigenis, als gezalfden des Heren tevoorschijn mag komen om op die manier het zinnebeeld te vervullen van de twee olijfbomen waardoor de Almachtige God in staat is de gehele wereld te bereiken en alles onder Zijn beslag te brengen.