Lessen in geestelijk denken
Les 5
De bomen (vervolg 1).
Bomen zijn in de Bijbel bij uitstek het object waarmee bepaalde mensen vergeleken worden. De boom leent zich hiervoor vanwege zijn zinnebeeldige aspecten die, op vele manieren overeenkomen met die van de mens. Denk maar eens aan het opgroeien, het indrinken van water, het wortelen en aan het vruchtdragen, maar ook aan het verdorren, het geveld worden en het in het vuur geworpen worden. Stuk voor stuk beeldspraakeigenschappen die in de Bijbel allemaal op de mens betrokken worden.
Als wij nog verder nadenken hierover, zien wij dat bomen dikwijls in groepen opgroeien of geplant worden. Loop maar eens een bos in en je zult zien dat diverse soorten meestal groepsgewijs voorkomen. Per streek, land of werelddeel kan dit ook nog verschillen. Dikwijls heeft dit ook te maken met grondsoort en klimaat.
Wat een uitzonderlijk beeld kunnen wij ons hierbij vormen van de gemeente van Jezus Christus wereldwijd. Groepen, gemeenten, soort bij soort, ieder op zijn eigen bodem en in zijn eigen cultuur. En wat een veelkleurige verscheidenheid treffen wij hierin aan. Het is alles door God geschapen, zowel de echte bomen als de mensen die in dit beeld passen.
Onder al die bomen in de Bijbel treffen wij ook deze verschillen aan. In Richteren 9 vers 8 t/m 15 lezen wij een bijzondere uiteenzetting over de verschillende geestelijke kwaliteiten die God in zijn mensen geschapen heeft. Zo staat de olijfboom bekend om zijn vettigheid, de olijfolie. Dit is een zinnebeeld van zalving door de heilige Geest welke tot uitdrukking kan komen in de prediking van Gods Woord en de daarmee gepaard gaande bediening, de kracht die ervan uitgaat en de wijze waarop God zich aan de woorden van deze persoon verbindt.
Dan hebben we vervolgens de vijgenboom die geprezen wordt om zijn zoetigheid en goede vruchten, hetgeen een beeld mag zijn van gelovigen die door hun leven een zoete geur van Christus verspreiden en op die manier tot zegen en getuigenis zijn. Wanneer mensen 'eten' van deze vruchten, verwekt het ongetwijfeld goddelijk leven in hen. Hier onder kunnen we ook verstaan het verrichten van dienstbaarheid, diakonisch werk, werken van barmhartigheid.
De wijnstok met haar vrucht is dan een beeld van gelovigen die vol zijn van de vreugde des Heren en op wonderlijke wijze met bovennatuurlijke blijmoedigheid gedragen worden door alle moeilijke omstandigheden in het leven.
De ceders van de Libanon (vers 15) hebben een aparte plaats in dit geheel. Hoewel zij in Richteren 9:15 maar heel summier even genoemd worden, zijn juist zij het zinnebeeld van een belangrijke groep geestelijke personen in het Koninkrijk van God. Deze ceders stonden bekend vanwege hun kwaliteit en grootte. Als een aparte groep bomen hadden zij een speciale plaats, namelijk de bergen van de Libanon. Dit is de landstreek waar ook Jezus zich af en toe 'alleen' terugtrok of afzonderde. Bij één van deze gelegenheden vond ook de verheerlijking plaats.
De Libanon is het beeld van grote geestelijke hoogte, wanneer gezalfde gelovigen opgroeien tot 'zonen Gods'. Dikwijls zullen wij zien dat zulke gelovigen door God 'apart' zijn gezet en ogenschijnlijk een individueel leven leiden. Echter, in de geestelijke wereld staan zij niet alleen maar samen met anderen die 'het woud van de Libanon' vormen.
Dit 'woud van de Libanon' was ook de benaming voor het huis dat Koning Salomo bouwde naast de tempel des Heren die van het zelfde cederhout gemaakt was. (1 Kon.7:2). Dit waren de gebouwen waar de heerlijkheid des Heren zich openbaarde in Zijn tegenwoordigheid en in Zijn koningschap.
Dit was de koning die wel zeer bijzonder een profetische blik heeft bewerkt op de toekomstige heerlijkheid van het koninkrijk Gods en het koningschap van Jezus.
Wanneer het nu zo gesteld is met de gemeente van Jezus Christus, dan wordt werkelijk Psalm 96 vers 12 vervuld, waar staat:
- ...dan zullen alle bomen des wouds jubelen voor de Here, want Hij komt ....
Dit is dan het resultaat als iedere 'vruchtbare ceder' zich heeft laten gebruiken voor de bouw van het geestelijke huis, Gods geestelijke tempel.
In de gelijkenis van Richteren 9 wordt ook nog een ander beeld gebruikt, enigszins verwant aan de bomen, n.l. de doornstruik. Dat is een gewas waar je je lelijk aan kunt bezeren, Het draagt ook geen vruchten. Het heeft nauwelijks bladeren, dus op schaduw van deze struik hoef je ook niet te rekenen. Bovendien zijn de droge takken 'licht ontvlambaar'. En uitgerekend deze nep boom staat zich er op voor dat men tegen de hitte mag schuilen in zijn schaduw (welke hij dus niet heeft). Richteren 9:15:
En de doornstruik zeide tot de bomen:
indien gij mij werkelijk tot koning over u wilt zalven, komt dan en schuilt in mijn schaduw;
maar zo niet, dan zal er vuur uitgaan van de doornstruik en de ceders van de Libanon verslinden.
De boodschap van Richteren 9 is duidelijk gericht aan de leiders in Gods koninkrijk: Zoek niet de heerschappij over elkaar, maar zoek de Here en leef. Kom tot broederlijke samenwerking in respect voor de plaats en de zalving die God ieder afzonderlijk gegeven heeft. Alleen zó kan het huis des Heren gebouwd worden en de heerlijkheid des Heren zich openbaren. Hoe actueel in deze tijd! God zit niet te wachten op koninkrijkjes van 'doornstruiken' maar op geestelijk volwassen gelovigen die de status van 'zonen' kunnen gaan dragen. Jesaja 4:5-6:
Dan zal de Here over het gehele gebied van de berg Sion en over de samenkomsten die daar gehouden worden, des daags een wolk scheppen en des nachts een schijnsel van vlammend vuur, want over al wat heerlijk is, zal een beschutting zijn. En er zal een hut zijn tot een schaduw des daags tegen de hitte, en tot een schuilplaats en een toevlucht tegen stortbui en regen.
Overbekend is natuurlijk de gelijkenis van de rechtvaardige die geplant is aan waterstromen. We lezen hierover in Psalm 1. Het gaat daarbij over de gelovige die niet wandelt in de raad van de goddelozen. D.w.z. dat zo iemand zich in zijn denken niet laat beïnvloeden of leiden door de gedachten en bedenksels van mensen die God niet kennen. Die persoon is niet op weg om dingen te doen die in Gods oog 'zonde' zijn. Hij heeft geen vrienden die het geloof in Jezus minachten of bespotten. Maar voortdurend is deze mens in zijn gedachten bij God, op God afgestemd, of zoekende naar Hem. Hij overdenkt het gedachtegoed van God, opdat het ook zijn deel wordt. Die 'boom' zal 'levend' water drinken, vruchtdragen, niet verdorren, er is dus geen herfst voor zo'n gelovige, bovendien, alles wat hij onderneemt lukt, of het nu op geestelijk gebied is of natuurlijk gebied, als de Bijbel zegt 'alles', dan wordt er ook bedoeld 'alles'.
Een hele bijzondere gelijkenis met betrekking tot Jezus en tot het Koninkrijk der hemelen vinden wij in Ezechiël 17. Het lijkt enigszins op de beeldspraak van het mosterdzaadje. God Zelf neemt een twijgje van de hoge ceder, een telg uit het koninklijk geslacht, en plant dat op een hoge en verheven berg. Dat kan niets anders zijn dan de geestelijke berg Sion, uit Hebr. 12 vers 22. De plaats van het hemelse Jeruzalem. Er zit wel een geschiedenis in verweven over vernedering, dood en opstanding (vers 24). Het twijgje verdorde wel, ten dode toe, maar is door de genade en kracht van God verhoogd en tot eeuwig leven gebracht. Alle bomen des velds zullen het weten ....... staat er bij.
Uiteindelijk zal ieder rijpend geestelijk mens bestemd zijn om gerekend te worden onder de bomen van Openbaring 22 vers 2. Het geboomte des levens aan weerszijden van de rivier, een beeld van het water des levens. En daarvoor moeten wij toch allemaal zijn bij die ene volledig ontplooide ceder die de naam Jezus draagt. Hij is immers tevens de bron van dit water.