Lessen in geestelijk denken

Les 3

Het land

Het begrip 'land' kan meerdere indrukken in ons voorstellingsvermogen naar voren halen. Vanuit 'de zee' gezien, denken we in de eerste plaats aan dat wat begint waar de zee eindigt. De overgang tussen zee en land, wordt in de Bijbel genoemd: het zand der zee. Wij zouden zeggen: strand.
Het land, het droge, waar het water niet is, is in natuurlijke zin bij uitstek de plaats waar de mens kan vertoeven en zijn leven leven. De mens is, als natuurlijke schepping van God, ook verbonden met het land. Wij zijn stoffelijk. De mens is door God geformeerd van stof uit de aardbodem (Gen.2:7), het hele leven van de mens wordt met behulp van dit 'stof' in stand gehouden, en bovendien zal de natuurlijke mens weer tot dit stof terugkeren. Gen. 3:19:

  • ... In het zweet uws aanschijn zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt;
    want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.

 

Het gehele bestaan van de natuurlijke mens is verweven met de stoffelijke aarde, gebonden daaraan, zou je kunnen zeggen. En misschien is dat wel de reden waarom bij de ontwikkeling van de nieuwe (geestelijke) mens, het vasten zo'n belangrijke rol speelt. Het loskomen van het stoffelijke.

Het 'land' vertegenwoordigt in feite de vorm of identiteit van het bestaan dat een mens, of groep mensen, hebben ontwikkeld. De leefwijze en grotendeels de cultuur, hebben ook weer een directe verbinding met het land waar zij leven en hetgeen de aarde ter plaatse voortbrengt of aan mogelijkheden biedt. Kort gezegd, er is een groot verschil tussen de Spaanse sinaasappelcultuur en de Franse wijncultuur. Er is een groot verschil tussen een woestijnvolk en een vissersdorpje.

In de Bijbel is de naam van het land ook meestal verbonden met het volk dat er woont. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over het land van Cham (Egypte), het land der Kanaänieten, het land van de Enakieten of het land der Filistijnen. Meestal komt de naam van de stamvader van de betreffende bevolkingsgroep er aan te pas. Moab, Edom (Ezau), Gilead, Efraïm, Manasse, enz. De grens van de bevolkingsgroep, was ook de grens van het land, terwijl ook het land enorme invloed had op het leven van die bevolkingsgroep. Schaapherders wonen nu eenmaal niet aan zee, zoals vissers.

Temidden van al deze verschillende landen en volkskarakters zien wij nog een ander belangrijk onderscheid te voorschijn komen, n.l.: het land dat de Here, uw God, u geeft. (Deut. 5:16).
Met dit land waren twee speciale dingen aan de hand. In de eerste plaats was het temidden van alle omliggende landschappen een uitzonderlijke plek. De Bijbel zegt daar het volgende van in Deut. 8:7-18:

Want de Here, uw God, brengt u in een goed land, een land van beken, bronnen en wateren, die in de dalen en op de bergen ontspringen; een land van tarwe en gerst, van wijnstokken, vijgebomen en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen en honig; een land, waarin gij niet in armoede uw brood zult eten, waarin gij aan niets gebrek zult hebben; een land, waarvan de stenen ijzer zijn en uit welks bergen gij koper zult houwen. Gij zult eten en verzadigd worden en de Here, uw God, prijzen om het goede land dat Hij u gaf.

 

Dit waren dan de natuurlijke eigenschappen van het land. Feitelijk beschouwd gewoon een mooie en vruchtbare landstreek wat daarom ook wel eens het 'Sieraadland' werd genoemd.
Ook de Kanaänieten waren zich daarvan bewust. Zij woonden er immers. Hun leven was er wel op afgestemd, voor hen was het gewoon. Alleen, de cultuur die zij erbij hadden ontwikkeld was voor God een dusdanige gruwel, dat Hij hen daar niet langer kon gedogen.
Het tweede bijzondere van dit land nu, uit het oogpunt van het volk Israël gezien, was wel dat God het hen ging geven. Het was voor Israël dus een goed land, en een door God gegeven land. Het was ook Gods bedoeling dat er een godvruchtige cultuur zou opbloeien waardoor het volk Hem zou eren en danken voor het goede leven dat God geeft. Land en leven zouden één zijn.
Deut. 11:11-12:

  • Maar het land, waarheen gij trekt om het in bezit te nemen, is een land van bergen en dalen, dat water drinkt van de regen des hemels; een land, waarvoor de Here, uw God, zorgt; bestendig zijn de ogen van de Here, uw God, daarop gericht, van het begin des jaars tot het einde.

 

Dit alles was begonnen met een man die door God uit zijn eigen land was weggehaald. Je zou kunnen zeggen dat God Abraham geheel ontworteld heeft. Zijn hele bestaan, zijn verbondenheid met het land Ur der Chaldeeën, zijn culturele achtergrond, de religieuze indrukken waar hij mee te maken had, werden hierdoor van hem losgescheurd. Het zou allemaal gaan veranderen. God heeft het Abraham nooit gegeven om zich weer opnieuw te wortelen in het natuurlijke leven. Hij leefde het leven dat hem door God gegeven werd. Hij leefde uit geloof. Als eerste in de gehele mensheid deed Abraham stappen in de richting van de 'wording' van de geestelijke mens.
Losgemaakt van de natuurlijke mens, doortrok hij het land Kanaän wel in het besef van de belofte dat God dat land aan zijn nageslacht zou geven. Voor hen was dat waarschijnlijk nodig, voor Abraham zelf kennelijk niet. Hij WIST dat het niet om een natuurlijk land ging maar om een hemels vaderland.
Hebr. 11:13-16:

  • In dat geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde. Want wie zulke dingen zeggen, geven te kennen, dat zij een vaderland zoeken.
    En als zij gedachtig geweest waren aan het vaderland, dat zij verlaten hadden, zouden zij gelegenheid gehad hebben terug te keren; maar nu verlangen zij naar een beter, dat is een hemels, vaderland. Daarom schaamt God Zich voor hen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid.

 

Abraham was zijn tijd ver vooruit, wel ongeveer 2000 jaar. Terwijl er nog helemaal geen wedergeboorte mogelijk was, en over de ontwikkeling van de geestelijke mens alleen nog maar gedroomd en geprofeteerd kon worden, had God Abraham een profetische geloofsvisie gegeven voor het bewonen van het hemelland waar wij door Jezus Christus toegang toe verkregen hebben.

Ook vandaag heeft het volk van God een land en een cultuur. Echter, anders dan de natuurlijke nazaten van Abraham. Zij mochten een profetische demonstratie geven van plannen die God had klaarliggen voor de geestelijke wereld. Het huidige 'Kanaän' is niet op aarde te vinden maar in de Geest. Wij kunnen dit land alleen maar bewonen door geloof, net zoals Abraham, net zoals Jezus, net zoals de apostelen.
In Fil. 3:20-21 lezen wij:

  • Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.

 

Dit hemelse Kanaän kunnen wij ook noemen: het land waar de Zoon van David Koning is voor eeuwig. Aan Zijn koningschap zal geen einde komen, het heeft een eeuwig karakter.
Alle kenmerken nu die wij lezen over het aardse Kanaän, alle beloften daar over, zijn van toepassing op dit hemelse Kanaän. Maar ook alle voorwaarden! Het gaat om het leven in de Geest, als wij door de Geest het spoor houden. God ontwikkelt dan de cultuur van Zijn hemelse Kanaän in ons. Los van alle aardse en menselijke culturen en bedenksels raken wij dan ingeburgerd in een hemelse leefwijze en denkwijze. Col. 1:13-14:

  • Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden.

 

En hoewel dit land door ons bewoond moet worden door geloof alleen, kun je geestelijk stellen dat wij hierdoor eindelijk vaste grond onder de voeten gekregen hebben.
Terugblikkend op de geestelijke vergelijkingen en beeldspraak die wij ontdekt hebben in de principes over 'de zee', zou je ook kunnen zeggen, dat wie in Christus is gekomen, is eindelijk aan land gegaan. De zee, het beeld van de volken die onder de wereldinvloed van de macht der duisternis zijn, zonder God, met als tegenhanger daarbij het land, bewoond door hen die in Christus tot leven gewekt zijn.

Uit het oude tot het nieuwe.
Uit de wereld tot het rijk in de hemel.
Uit het natuurlijke tot het geestelijke.
Uit de macht der duisternis tot de heerschappij van Jezus.
Uit de zee tot het land.