Lessen in geestelijk denken
Les 2
De zee (vervolg)
Job. 26:10-13:
Hij trok een kring over het watervlak, tot waar het licht aan de duisternis grenst;
De zuilen des hemels wankelden en stonden ontzet voor zijn dreigen.
Hij stilde de zee door zijn kracht en verpletterde Rahab door zijn beleid.
Door zijn adem werd de hemel helder, zijn hand doorboorde de snelle slang.
De uitspraken die Job hier deed, hebben kennelijk betrekking op de zondvloed en de tijd die daar aan vooraf ging. Zijn omschrijving is eigenlijk een diepere blik achter de geschiedenis hiervan. We weten uit de geschiedenis van Noach dat God de zondvloed liet komen als gevolg van de verdorvenheid van het menselijk geslacht. Door de seksuele gemeenschap tussen (gevallen) engelen en mensen, waren er tweeslachtige wezens ontstaan die in de Bijbel aangeduid worden als 'reuzen'. Zij worden ook wel genoemd 'de geweldigen uit de voortijd'. De zondvloed was Gods buitengewone middel om het menselijk geslacht hiervan te zuiveren en met een rein geslacht, Noach en zijn gezin, opnieuw te beginnen.
Het was 'het domein van de slang' dat steeds meer op aarde de overhand had gekregen. Bovendien had 'de slang' kans gezien om zijn verderfelijk leger uit te breiden doordat hij de gevallen engelenmachten ertoe had aangezet om tweeslachtige wezens te verwekken. Dezen nu zijn wel uit de natuurlijke wereld door God verwijderd, echter, in de geestelijke wereld tot op de dag van vandaag nog steeds geestelijk zeer actief.
Deze geesten komen wij in de Bijbel en ook in de mens van vandaag tegen als 'demonen', boze geesten, naast de aanwezigheid van gevallen engelen, de machten en overheden in de hemelse gewesten.
Job zei in 26:5:
- De schimmen krimpen ineen onder de wateren ...
Nu moeten wij weten dat het woord 'schimmen' in het Hebreeuws 'Rapha' is, hetgeen betekent: reuzen!
We kunnen er gevoeglijk van uitgaan dat God door zijn kracht en zijn sterke hand een zware slag toebracht aan de satan en zijn handlangers. Echter, niet definitief. Zelfs na de zondvloed zien wij toch weer enige geslachtsvervuiling optreden in de vorm van bijzonder grote wezens, zoals verschillende Filistijnen en anderen uit dezelfde omgeving. Dezen moesten door Israël volledig uitgeroeid worden, uiteraard om dezelfde redenen.
De zee is ook in dit verband een beeld van grote duisternis. De mensenmassa die vermengd is met invloeden van het rijk der duisternis. Hoe intrigerend het natuurlijke voorkomen van de zee als schepping van God ook kan zijn, in de Bijbel is het dikwijls de kolkende watermassa die het toonbeeld is van duisternis en oordeel. Was het ook niet Jona, de profeet, die door zijn ongehoorzaamheid aan God, werd overgeleverd aan de zee en vanuit de 'diepte' zijn noodkreet tot God uitriep?
In de zee woont een beest. Ook Jona ontdekte dat. Buiten de wezens die God in de schepping bedoeld heeft in de natuurlijke zee te zijn, huist er in de zinnebeeldige zee een beest dat kennelijk ook wel eens van gedaante verandert. Geestelijk vertaald betekent dit voor ons dat er in de mensheid, in de diepte van de geestelijke regionen van de mensenmassa, een geestelijk individu huist die in de Bijbel zinnebeeldig voorgesteld wordt als een beest. De wortel nu van het denken van de wereld is in het domein van satan, die de personificatie van het beest in de zee is.
Maar de profeet Jesaja riep uit (Jes. 51:9-11):
- Waak op, waak op, bekleed u met sterkte, gij arm des Heren!
Waak op als in de dagen van ouds, van de geslachten uit de voortijd! Zijt gij het niet, die Rahab neergehouwen, de zeedraak doorboord hebt? Zijt gij het niet, die de zee hebt drooggelegd, de wateren van de grote diepte; die de diepte der zee hebt gemaakt tot een weg, een doortocht voor verlosten?
De vrijgekochten des Heren zullen wederkeren en met gejubel in Sion komen; eeuwige vreugde zal op hun hoofd wezen, blijdschap en vreugde zullen zij verwerven, kommer en zuchten zullen wegvluchten.
Het is God die door zijn grote kracht steeds weer de weg vrij maakt voor het volk dat in Hem gelooft.
In het begin van de Bijbel begon God al licht te brengen over de vloed. (Gen. 1:2). Door zijn machtig spreken werd de duisternis verdreven. In de tijd van Noach bond God de strijd aan met Rahab, de slang in de zee, en Hij verdreef de duisternis uit het menselijk geslacht. In de tijd van Abraham werden de verderfelijke steden Sodom en Gomorra gelijk gemaakt met datgene waar zij in de wortel mee verbonden waren, en zij werden opgeborgen onder de duisternis. In de tijd van Mozes bracht God het oordeel over de toenmalige wereldmacht in de gedaante van Farao. Hij legde de grote, donkere diepte droog en maakte er een doortocht voor zijn volk. Jona werd door 'het hart der zee' uitgespuwd toen hij innerlijk weer in het licht kwam. En wat zullen we zeggen over Tyrus, de rotsvesting 'in het midden der zee', beeld van de geestelijke macht die van oudsher zijn invloed naar vele volken heeft kunnen uitstrekken?
Het was Jesaja die feitelijk met het oog op het verlossingswerk door Jezus Christus, deze uitroep deed: Waak op, waak op, bekleed u met sterkte, gij arm des Heren! (Jes. 51:9).
Geheel in het verband van de profetieën over de Knecht des Heren, wordt hier de geestelijke vergelijking met de zee en de zeedraak neergezet. Het was in feite door de 'zee der volken', het hart van de mensenmassa, het domein van de slang of zeedraak, dat Jezus aan het kruishout veroordeeld werd, waardoor de satan in zijn onwetendheid feitelijk het oordeel over zichzelf tot stand bracht omdat hij vanuit zijn eigen diepte niet de diepten van God kon doorgronden.
Door zijn offer aan het kruis van Golgotha heeft Jezus de hemel geschoond van satan en zijn gevallen engelen. Hun plaats wordt daar niet meer gevonden. De Bijbel leert ons echter in Openb. 12:12:
- Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid, wetende, dat hij weinig tijd heeft.
De mensheid, de zee der volken, is nog steeds het domein van de slang. Verleid en misleid in denken wordt de zee der volken opgezwiept en worden van tijd tot tijd de kolkende diepten zichtbaar. In de eerste eeuwen christendom met zware vervolgingen was dat duidelijk zichtbaar. Maar ook op andere manieren roert de zee zich. Echter, voor het volk in de eindtijd geldt deze belofte uit Zacharia 10:11:
- Dan zal men in de benauwdheid door de zee trekken, en in de zee de golven slaan; en alle diepten van de Nijl zullen uitdrogen. Zo zal de trots van Assur neerstorten, en de scepter van Egypte zal verdwijnen. Ik zal hen sterken in de Here, en in zijn naam zullen zij wandelen, luidt het woord des Heren.